-
1 Don't Know
weet het niet (afkorting op het internet) -
2 can take criticism
weet kritiek te ontvangen -
3 do you know the whereabouts of
weet u het doen en laten van..? -
4 doesn't know anything
weet niets -
5 doesn't know what to do with himself
weet niet wat met hem zelf te doenEnglish-Dutch dictionary > doesn't know what to do with himself
-
6 doesn't know when to stop
weet zijn grenzen niet -
7 good loser
weet met eer te verliezen (kan zijn verlies sportief opnemen) -
8 knows his place
weet zijn plaats, kent zijn plaats -
9 knows how to take criticism
weet kritiek te ontvangen -
10 knows something about
weet iets over-; kent een hoofdstuk uit- -
11 knows what is in store for him
weet wat hem te wachten staat -
12 know
n. kennis, op de hoogte zijn van--------v. weten; kennen; voorstellen; begrijpen; verstaanknow1[ noo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————know21 weten ⇒ kennis hebben (van), beseffen♦voorbeelden:for all I know he may be in China • misschien zit hij in China, weet ik veel/wie weetknow who's who • alles van iedereen wetennot that I know of • niet dat ik weetI know of her, but I don't know her • ik heb van haar gehoord, maar ik ken haar niet¶ not know what hit one • volkomen de kluts kwijt/van de kaart zijnnot know where/which way to turn • niet weten waar je blijven moet, je geen raad weten〈 informeel〉 don't you know • hè, toch, niet waaryou know what/something? • zal ik je eens wat vertellen?〈 informeel〉 (well) what do you know (about that)? • wat zeg je (me) daarvan?, nou ja!, asjemenou!know better than to do something • (wel) zo verstandig zijn iets te latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kennen ⇒ bekend/vertrouwd zijn met2 kennen ⇒ ondergaan, ervaren3 herkennen ⇒ (kunnen) thuisbrengen/identificeren♦voorbeelden: -
13 like
adj. gelijken, gelijkenis; lijkt op; in de vorm van-; alsof (aan het einde van het woord)--------adv. ongeveer; zo'n, zo een--------conj. zoals--------n. gelijke, weerga; neiging; voorliefde; soort--------prep. als; zoals; lijkend op; overeenkomstig--------v. houden van; aardig vinden; willenlike1[ lajk]♦voorbeelden:I've never seen/heard the like • zo iets heb ik nog nooit meegemaakt/gehoordII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————like2♦voorbeelden:like quantities • gelijksoortige grootheden————————like3♦voorbeelden:if you like • zo u wilt, als je wiltII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden van ⇒ (prettig) vinden, (graag) willen♦voorbeelden:1 I'd like a beer • mag ik een pilsje?I like fish • ik hou van viswould you like a cup of tea? • wilt u een kopje thee?I don't like asking him • ik vraag het hem niet graagI'd like to do that • dat zou ik best willenhe likes fishing • hij vist graag〈 ironisch〉 I like that! • mooi is dat!how do you like my new car? • wat vind je van mijn nieuwe auto?how do you like your egg? • hoe wilt u uw ei?how do you like that! • wat zeg je me daarvan!————————like42 〈 voornamelijk aan het eind van de zin, om een onuitgesproken implicatie van de opmerking daarvoor te corrigeren of af te zwakken, in het laatste geval vaak gevolgd door but〉 hoor ⇒ wel4 〈 om aan te geven dat men moeite heeft om iets precies te omschrijven, of om het geschikte woord te vinden〉 nou ⇒ zoiets als♦voorbeelden:and then this guy came up to the counter like, and, like, hit the salesgirl right in the face • en toen kwam een kerel op de toonbank af, weet je, en, nou, sloeg de verkoopster recht in haar gezicht2 Liverpool were good yesterday. Not that I, like, saw the game, like • Liverpool heeft gisteren goed gespeeld. Niet dat ik nou de match gezien heb, hoorI wouldn't mind, like, it's just that/but I prefer not to • ik zou het best wel leuk vinden hoor, alleen/maar ik doe het liever niet3 ‘did you see John at the party?’ ‘no, was he there, like?’ • ‘heb je John op het feest gezien?’ ‘nee, was hij er dan?’4 it was … like … strange, you know • het was … nou … raar, weet jehe had … like … a hat on • hij had zoiets als een hoed op————————like5〈 voorzetsel〉1 als ⇒ zoals, gelijk aan♦voorbeelden:it is like John to forget it • typisch voor John om het te vergetenit looks like rain • er is regen op komstit looks like a good walk • het belooft een fe wandeling te wordenit's not like her • het is haar stijl nietI never saw anything like it • ik heb nog nooit zoiets meegemaaktlike that • zo, op die wijzejust like that • zo maar (even)he is like that • zo is hij nu eenmaalwhat is he like? • wat voor iemand is hij?what's it like outside? • wat voor weer is het?more like ten pounds than nine • eerder tien pond dan negenher hobbies, like reading and writing • haar hobby's, zoals lezen en schrijventhat's more like it • dat begint er op te lijkenthere's nothing like a holiday • er gaat niets boven een vakantiesomething like five days • om en nabij vijf dagenthis is something like a car • dit is nog eens een autobe like that with • op goede voet staan met————————like6〈 voegwoord〉♦voorbeelden:he left early like usual • hij vertrok vroeg zoals gewoonlijkI want a dress like Mary has • ik wil zo'n jurk als Mary heeftit was like in the old days • het was zoals vroeger -
14 tell
v. vertellen; zeggen; weten; duidelijk maken; opdragen2 het/iets verklappen ⇒ het/iets verraden3 (mee)tellen ⇒ meespelen, van belang zijn♦voorbeelden:as far as we can tell • voor zover we wetenyou can never tell/never can tell • je weet maar nooithis blush told of his embarrassment • zijn blos getuigde van zijn verlegenheid2 don't tell! • verklap het niet!his age will tell against him • zijn leeftijd zal in zijn nadeel pleitenthe long drive began to tell (up)on the passengers • de lange rit begon de passagiers zwaar te vallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertellen ⇒ zeggen, spreken2 weten ⇒ kennen, uitmaken3 onderscheiden ⇒ uit elkaar houden, onderkennen4 zeggen ⇒ bevelen; waarschuwen♦voorbeelden:tell a secret • een geheim verklappen〈 informeel〉 tell someone where he gets off/to get off • iemand op zijn plaats/nummer zetten〈 informeel〉 tell me another! • maak dat een ander/de kat wijs!I (can) tell you! • ik verzeker het je!〈 informeel〉 you're telling me! • vertel mij wat!tell about/of something • over iets vertellen/berichten2 can you tell the difference? • ken jij het verschil?can she tell the time yet? • kan ze al klok kijken?I could tell by/from his look • ik kon het aan zijn oogopslag zienthere is no telling what will happen • je weet maar nooit wat er gebeurthow can I tell if/whether it is true or not? • hoe kan ik weten of het waar is of niet?3 can you tell these twins apart? • kun jij deze tweeling uit elkaar houden?tell truth from lies • de waarheid van leugens onderscheiden4 I told you so! • ik had het je nog gezegd!something tells me that … • ik heb zo het idee dat …I'll tell you what: let's stop • weet je wat?: laten we ermee ophouden〈 informeel〉 tell someone off (for something) • iemand (om iets) berispen/op zijn nummer zetten -
15 you know
(Informeel) gebruikt in spraak in plaats van een pauze, symboliseert een komma of periode (bv. "She left, you know, and then she....")--------dat weet je -
16 all
adj. al; alle--------adv. alles--------n. allemaal, allen; alles--------pron. alles; allemaal, allen, iedereenall1[ o:l] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:————————all21 alle(n) ⇒ allemaal, iedereen2 alles ⇒ al, allemaal♦voorbeelden:one and all, all and sundry • alles en iedereen, jan en allemanthey all have left, they have all left, all of them have left • ze zijn allemaal wegall of the soldiers • al de/alle soldatenwhat's it all about? • waar gaat het nou eigenlijk over?it's all one/the same to me • het kan me (allemaal) niet schelenall that I could see • het enige wat ik kon zienabove all • bovenal, voor allesif you can't, I'll have to do it, that's all • als jij het niet kunt, dan zal ik het moeten doen, zo simpel is/ligt datonce and for all • voorgoedafter all • per slot van rekening, toch, tenslottehe can't walk at all • hij kan helemaal niet lopenif I could do it at all • als ik het maar enigszins kon doendid you do it at all? • heb je het überhaupt/eigenlijk wel gedaan?she spoke very little if (she spoke) at all • ze zei heel weinig, als ze dan al wat zei〈 na bedanking〉 not at all • niets te danken, graag gedaanfor all I care he can get stuffed • wat mij betreft kan hij de pot opfor all I know • voor zover ik weetfor all I know, he might nog come at all • misschien komt hij helemaal niet, weet ik veelin all • in 't geheel, in totaalall in all • al met alit costs all of \\td100 • het kost niet minder dan 100 dollarand all • enzovoort〈 informeel〉 how could you do it, with your handicap and all? • hoe heb je het kunnen doen, en dan nog wel met jouw handicap?→ well well/————————all3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:all right • in orde, okayall worn out • helemaal versletenif it's all the same to you • als het jou niets uitmaaktI've known it all along • ik heb het altijd al gewetenall at once • plotselingpaint it blue all over • schilder het helemaal blauwthere was satisfaction all round • iedereen was tevredenall too soon • (maar) al te gauwI'm all for it • ik ben er helemaal voor¶ all the same • toch, desondanksgo all out • alles geven, alles op alles zettenthe dog was all over me • de hond sprong van alle kanten tegen me opthe family were all over me • de familie verwelkomde me uitbundigall the better/sooner • des te beter/sneller→ all right all right/————————all42 enig(e)♦voorbeelden:today of all days • uitgerekend vandaagof all the nerve/ 〈 Brits-Engels〉 cheek! • wat een brutaliteit!they called on uncle Jim, of all people! • ze gingen nota bene bij oom Jim op bezoek!〈 Amerikaans-Engels〉 it's all wool • het is zuivere/100% wol1 al(le) ⇒ geheel, gans2 al(le) ⇒ ieder, elk♦voorbeelden:1 all (the) angles (taken together) are 180° • alle hoeken van een driehoek (samen) zijn 180°with all my heart • van ganser harte〈 voornamelijk Brits-Engels〉 all the morning, 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉all morning • de hele morgen2 all (the) angles are 60° • elke hoek is/alle hoeken zijn 60°→ that that/ -
17 certain
adj. zeker; bepaaldcertain1[ sə:tn]1 zeker ⇒ vast, onfeilbaar♦voorbeelden:for certain • (vast en) zekerII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 zeker ⇒ bepaald, een of ander♦voorbeelden:1 zeker ⇒ verzekerd, overtuigd2 zeker ⇒ vaststaand, onbetwistbaar♦voorbeelden:1 are you certain? • weet je het zeker?make certain (that) • zich ervan vergewissen (dat)is she certain about/of that? • weet zij dat zeker?be certain of success • van succes verzekerd zijn————————certain2[ sə:tn] 〈 voornaamwoord〉♦voorbeelden:certain of us doubt this • sommigen van ons betwijfelen dit -
18 doodah
n. (Slang) apparaatjes, snufjes; dingetjes, dinges, je-weet-wel, iets waarvan de naam niet wordt herinnerddoodah, dooda[ doe:da:] 〈Brits-Engels; informeel〉1 je-weet-wel ⇒ ding(etje), dinges -
19 for all I know he may be in China
misschien zit hij in China, weet ik veel/wie weetEnglish-Dutch dictionary > for all I know he may be in China
-
20 god
n. God, afgod; afgodsbeeld[ god]♦voorbeelden:1 in God 's name!, for God's sake! • in godsnaam!〈 informeel〉 God Almighty! • (wel) God allemachtig!God forbid • God verhoedeGod grant that • God geve datGod knows I am telling the truth • God weet dat ik de waarheid spreekGod (alone) knows where I left my wallet! • God weet/mag weten waar ik mijn portefeuille heb gelaten!play God • doen alsof je God bentthank God! • goddank!God willing • zo God het wil〈 spreekwoord〉 God helps those who help themselves • help uzelf, zo helpt u Godmy God! • mijn God!the gods • de engelenbak, het scheljeoh God! • o/och God!, och gut!→ tin tin/
См. также в других словарях:
Weet — Weet, a. & n. Wet. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Weet — Weet, v. i. [imp. {Wot}.] [See {Wit} to know.] To know; to wit. [Obs.] Tyndale. Spenser. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
weet — (v.) 1540s, from M.E. weten, variant of witen (see WIT (Cf. wit) (v.)) … Etymology dictionary
weet — peet·weet; weet·less; weet; un·weet·ing·ly; … English syllables
weet — I. ˈwēt verb ( ed/ ing/ s) Etymology: Middle English weten, alteration of witen more at wit archaic : know I bind on pain of punishment the world to weet we stand up peerless Shakespea … Useful english dictionary
Weet-Bix — is the name of high fibre breakfast cereal biscuits manufactured in Australia, New Zealand, and South Africa by Sanitarium Health Food Company. The name is probably a derivative of wheat bricks or wheat biscuits and as such the plural for Weet… … Wikipedia
Weet-weet — n. [So called from its piping cry when disturbed.] (Zo[ o]l.) (a) The common European sandpiper. (b) The chaffinch. [Prov. Eng.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Weet-weet — n. [Native name in Victoria.] A throwing toy, or implement, of the Australian aborigines, consisting of a cigar shaped stick fastened at one end to a flexible twig. It weighs in all about two ounces, and is about two feet long. [Webster 1913 Sup … The Collaborative International Dictionary of English
Weet-bird — n. (Zo[ o]l.) The wryneck; so called from its cry. [Prov. Eng.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Weet-weet — Mark Twain en 1867 Un weet weet es un juguete arrojadizo de los aborígenes australianos. Contenido 1 Descripción … Wikipedia Español
weet-weet — Sandpiper Sand pi per, n. 1. (Zo[ o]l.) Any one of numerous species of small limicoline game birds belonging to {Tringa}, {Actodromas}, {Ereunetes}, and various allied genera of the family {Tringid[ae]}. [1913 Webster] Note: The most important… … The Collaborative International Dictionary of English